Brancheorganisaties pakken wantoestanden rijschoolsector aan
De kwaliteit van een deel van de rijscholen is onder de maat, er zijn veel wantoestanden in de branche en de handhaving door de overheid is onvoldoende. Die problemen zijn niet alleen slecht voor het imago van de rijschoolsector, maar ze leveren ook risico’s op voor de verkeersveiligheid omdat sommige leerlingen onvoldoende zijn opgeleid. Dat staat in een gezamenlijk plan van de drie brancheorganisaties FAM, VRB en BOVAG Rijscholen met daarin een analyse van de problemen en de gewenste oplossingen. Zij discussiëren op maandag 12 september over dit zogeheten startdocument tijdens de Lesauto Testdag.
In het startdocument hebben de brancheorganisaties op verzoek van de politiek de voornaamste pijnpunten in kaart gebracht. Tegelijkertijd komen ze met een waslijst aan maatregelen, die zowel vanuit de branche zelf als vanuit de overheid opgepakt moeten worden.
Herziening WRM
Aanleiding voor het document is de herziening van de WRM 1993, de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen, die zich al jaren voortsleept. Een verbeterplan van de SP, aangevuld door PvdA en VVD begin 2015 in de periode rond de bespreking van het wetsontwerp, heeft het niet gehaald omdat minister Schultz van Haegen er geen heil in zag. De voorgestelde maatregelen zouden niet effectief zijn en in strijd met de beginselen van vrijheid en onderwijs, zo vond de bewindsvrouw. Minister en Kamerleden stelden voor dat de branche zelf met een beter alternatief zou komen.
Dat plan ligt er nu. FAM (Federatie Autorijschool Management), VRB (Vereniging Rijschool Belang) en BOVAG Rijscholen, die samen zo’n 1.300 rijscholen vertegenwoordigen, zien het zelf als “handreiking richting de Tweede Kamer om het wetsvoorstel van de minister goed te kunnen beoordelen en waar nodig te amenderen”.
Aanpassingen opleiding rijinstructeur
Een van de wensen van de brancheorganisaties is dat de opleiding tot rijinstructeur verbeterd wordt. De opleidingseisen moeten omhoog, er moet meer aandacht komen voor praktische scholing en de actieve stageduur (nu 35 uur) dient verlengd te worden tot 50 uur.
De opleiding zou daarnaast meer ruimte moeten reserveren voor didactische aspecten, zoals omgaan met leerlingen met aandoeningen als ADHD en autisme. De branche pleit verder voor de verplichting van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) die een kandidaat-instructeur moet aangeven bij het IBKI bij de examenaanvraag. Die VOG moet bovendien ook op andere relevante momenten opnieuw overlegd worden, zoals bij de vervanging van een WRM-pas na de afronding van een scholingstraject.
Gaat het om bijscholing, dan kan het systeem beter en effectiever worden ingericht, zo menen de brancheorganisaties. De twee praktijkbegeleidingstrajecten (een bij het CBR en een bij het IBKI) zouden plaats moeten maken voor een uniform systeem van verplichte praktijkbegeleiding op basis van de modulaire opleidingsmethodiek.
Meer toezicht
Meer toezicht is hard nodig om de wanpraktijken aan te pakken, die de brancheorganisaties in toenemende mate constateren. Frauderende rijscholen, dubieuze franchiseconstructies, dubbele inschrijvingen bij het CBR en rijlessen tegen betaling in natura: het zijn allemaal ontwikkelingen die de brancheorganisaties liever vandaag dan morgen zien verdwijnen.
Om het aantal malafide en slechte rijscholen en instructeurs terug te dringen en fraude bij rijexamens aan te pakken dringt de branche aan op een robuust systeem dat voorziet in handhaving van de WRM-bevoegdheid. “Diverse instanties zijn betrokken bij registratie, beheer en controle van deze WRM-bevoegdheid, maar dat praktijk leert dat een aantal onbevoegde instructeurs rijles kan blijven geven. Dat vinden wij onacceptabel”, stellen de brancheorganisatie in een persverklaring. Ze zien het liefst dat het CBR zijn controlerende rol verder moet uitbreiden. De WRM-pas moet ook aangepast worden, bijvoorbeeld door de herinvoering van een verplichte pasfoto.
Overtredingen bij examens, zouden als het aan de brancheorganisaties ligt strenger bestraft moeten worden. Ze zouden graag zien dat het CBR vaker sancties oplegt, zoals een examen niet af te nemen en door overtredingen consequent te registreren en te melden aan politie en IRT.
Kwaliteitseisen rijscholen
Voor de rijscholen moeten er kwaliteitseisen gaan gelden. Een instantie als CBR moet erop toezien dat rijscholen ook voldoen aan die eisen. Als tegenprestatie kan het CBR dan leerlingen vrijstellingen voor bepaalde onderdelen die al door de rijschool getoetst zijn. Dat voorstel is niet nieuw. Dit zogeheten zevenstappenplan voor een gecertificeerde modulaire rijopleiding is al eerder door de branche voorgesteld.
Betere consumentenvoorlichting kan ook bijdragen om rotte appels in de branche te weren of terug te dringen. Een eerdere poging daartoe mislukte. Toch zou de branche opnieuw een poging moeten wagen, vinden FAM, VRB en BOVAG Rijscholen. De branche is volgens hen immers zelf verantwoordelijk voor goede voorlichting aan consumenten over kwaliteit van de rijopleidingen, de leskosten en de slagingskansen.
Tijdens de Lesauto Testdag 2016 op maandag 12 september zullen de branchevoorzitters over dit document discussiëren. Woon deze sessie bij! Meld je nu aan voor de Lesauto Testdag 2016.
Lees ook:
Als een leerling onvoldoende is opgeleid dan zakt deze voor het praktijkexamen . Dus een slechte opleiding is geen probleem voor de verkeersveiligheid . de bekende flauwekul dus. Het wordt tijd dat de Bovag eens gaat doen wat ze moeten doen zodat de rijscholen in een veel betere financiële positie komen. Hetzelfde zoals ze doen voor garage bedrijven eerst het belang van de garage houder en dat overgieten met het sausje verkeersveiligheid consumenten belang . En niet andersom
Het het stuk gelezen en aan het einde van het lezen kwam bij mij de volgende spontane gedachte naar boven: De slager die zijn eigen vlees keurt.
Je gaat eerst via het UWV 7000 instructeurs opleiden en nu constateer je dat de kwaliteit slecht is. Sja en waar ligt dat dan aan, volgens mij aan de heren die leiding geven aan de organisaties die hiervoor zouden moeten staan, BOVAG IBIKI etc. Maar die van de praktijk geen kaas hebben gegeten.