‘Slagingspercentage theorie-examen gaat met kwart dalen’
Met de invoering van het nieuwe theorie-examen in Vlaanderen zal het slagingspercentage met een kwart zakken. Dat is de conclusie van de Belgische Automobilistenvereniging VAB na eigen onderzoek. Wel verwacht de VAB dat het nieuwe systeem leidt tot een betere verkeerskennis bij jongeren. Sinds donderdag 1 juni is in Vlaanderen zowel het theorie- als het praktijkexamen anders dan voorheen.
In het theorie-examen wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen zware overtredingen en lichte fouten. Onder zware overtredingen valt bijvoorbeeld het negeren van een rood verkeerslicht, het overschrijden van een witte doorlopende streep, de bevelen van de politie niet naleven of een snelheidsovertreding.
Het theorie-examen blijft bestaan uit 50 vragen, waarbij de kandidaat minstens 41 van de 50 punten moet behalen. Bij een zware overtreding worden vijf punten afgetrokken en bij een lichte fout één punt. Bij twee zware overtredingen zakt de kandidaat dus onmiddellijk voor zijn examen.
Slagingspercentage naar 40 procent
Uit een analyse van de VAB blijkt dat meer dan een kwart (27 procent) niet meer zou slagen met de nieuwe quotering, schrijft de Gazet van Antwerpen. Hierdoor het reële slagingspercentage dat in 2015 nog 58 procent bedroeg, zou kunnen zakken tot ongeveer 40 procent.
“Dankzij de nieuwe quotering, wordt gokken zinloos en dat vindt VAB een goede zaak”, aldus VAB. Volgens de vereniging zal het nieuwe examen de verkeerskennis ten goede komen. “Jongeren die niet, of slechts in functie van het examen studeren, beschikken over onvoldoende kennis van de verkeersregels. Wie veilig wil rijden, moet de verkeersregels beheersen, en niet zomaar van buiten leren.”
Verandering in praktijkexamen
Momenteel moet de Vlaamse examenkandidaat twee manoeuvres uitvoeren tijdens het praktijkexamen: parkeren achter een voertuig en keren in een smalle straat. Vanaf 1 juni moet de kandidaat zes manoeuvres kunnen uitvoeren. Welke manoeuvres hij of zij moet uitvoeren, wordt bepaald door een loting. Twee van de zes manoeuvres moeten dan worden uitgevoerd.
De manoeuvres bestaan uit ‘keren in een smalle straat’, ‘in een rechte lijn achteruitrijden’ en vier parkeeropdrachten, namelijk: ‘evenwijdig ten opzichte van de weg rechts parkeren tussen twee voertuigen’, ‘evenwijdig ten opzichte van de weg links parkeren tussen twee voertuigen’, ‘loodrecht ten opzichte van de weg vooruit in een vak parkeren’ en ‘loodrecht ten opzichte van de weg achteruit in een vak parkeren’.
Twee nieuwe vaardigheden
Daarnaast moet de examenkandidaat een stuk zelfstandig rijden. Ook wordt het praktijkexamen uitgebreid met een risicoperceptietest. Het gaat om een computertest, die afgelegd wordt voor of na de proef op de openbare weg. Met de test wordt gekeken of de kandidaat de verschillende potentiële gevaren op de weg tijdig kan herkennen en correct kan inschatten.
Lees ook: