Experimenteerwet zelfrijdende auto’s: bestuurder blijft aansprakelijk
In de nieuwe Nederlandse experimenteerwet voor zelfrijdende voertuigen blijft de bestuurder aansprakelijk. Dus ook wanneer de bestuurder zich niet ín het voertuig bevindt maar op afstand het voertuig in de gaten houdt. Dat schrijft minister Cora van Nieuwenhuizen in het voorstel voor wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 die naar de Tweede Kamer is verstuurd.
Met de wijziging van de wet kunnen bedrijven een vergunning krijgen om experimenten uit te voeren met zelfrijdende voertuigen zonder bestuurder. Hierbij moet nog wel altijd iemand op afstand het voertuig monitoren en te allen tijde ingrijpen als dat nodig is.
Het wetsvoorstel is een aanvulling op de bestaande experimenteerruimte die de regering momenteel biedt op basis van ontheffingen. Nu moet er nog altijd iemand in het voertuig aanwezig zijn. Het kabinet wil met deze aanvulling toekomstbestendige regelgeving maken.
Aansprakelijkheid
In geen enkel verdrag, noch in de Wegenverkeerswet, staat de eis beschreven dat de bestuurder zich in het voertuig bevindt. Bij de totstandkoming van de wetgeving ging men er altijd vanuit dat de bestuurder zich in het motorrijtuig bevindt, simpelweg omdat dat destijds de enige mogelijkheid was. Hoewel het in dit voorstel niet nodig is dat de bestuurder in de auto zit, wordt hij toch als bestuurder gezien. Dat betekent dat er niets verandert in de plichten en verantwoordelijkheden van de bestuurder.
De bestuurder op afstand hoort bijvoorbeeld evengoed een rijbewijs te hebben en hij mag niet dronken zijn. Dit geldt ook voor de civiel- en strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het bestaande aansprakelijkheidsrecht biedt een slachtoffer van een ongeval met een zelfrijdend voertuig op dezelfde manier bescherming als een slachtoffer van een ongeval met een reguliere auto.
Menselijke bestuurder
In dit wetsvoorstel gaat de minister ervan uit dat de bestuurder een mens is. Toch rijst steeds vaker de vraag of de producent van de auto of het besturingssysteem niet aansprakelijk zouden moeten zijn. Ook zij kunnen als bestuurder worden gezien. “Dit wetsvoorstel loopt op deze situatie niet vooruit omdat de ontwikkelingen voor ons liggen en de uitkomst daarvan nog ongewis is”, aldus de minister.
Daarnaast kan het gebeuren dat tijdens een experiment een ongeval plaatsvindt, waarbij de bestuurder geen verwijt te maken is, met name als hij zich buiten het motorrijtuig bevindt. De Hoge Raad heeft lang geleden geoordeeld dat een mankement aan de auto geen beroep op overmacht rechtvaardigt ook al is de bestuurder geen verwijt te maken. Deze jurisprudentie is nog altijd actueel. Die bestuurder zal in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad aansprakelijk zijn voor gebreken van het voertuig. Hij zal moeten kunnen aantonen dat hij op dit punt verzekerd is. Dat geldt ook voor een (deels) geautomatiseerd motorrijtuig.
Vergunning
Voordat een vergunning voor een experiment wordt verleend, wordt onder meer een analyse gemaakt van de impact op het verkeer en de veiligheid. Zo wordt gekeken of een systeem in staat is om te kunnen functioneren in gemengd verkeer. In de praktijk zal dit plaatsvinden in afstemming met de RDW en een team van deskundigen. Verder moet altijd duidelijk zijn wie de bestuurder is en waar hij zich bevindt. De minister van Infrastructuur en Waterstaat beslist uiteindelijk over de vergunning. Het experiment wordt direct gestopt als de verkeersveiligheid hierdoor in gevaar komt.
De minister evalueert elk experiment en stelt daarvan een verslag op. Aan de hand van de evaluatie wordt bepaald of regelgeving moet worden aangepast om het gebruik van deze systemen permanent toe te kunnen staan en onder welke voorwaarden. Binnen vijf jaar stuurt de minister een verslag van de evaluatie aan de Staten-Generaal.
Lees ook: Nieuwe wet voor testen met zelfrijdende voertuigen aangenomen